Vroegere jacht en visserij in het Reeuwijkse Plassengebied


Broodvissers en broodjagers

Na de vervening van het uitgestrekte moerasgebied bij Reeuwijk bleef het huidige plassengebied over. Twaalf verschillende plasdelen waarvan de verveende polder Broekvelden/Vettenbroek werd drooggemalen en ingebruik genomen als grasland. De andere plassen werden gebruikt voor de visserij en jacht wat voor veel Sluipwijkse bewoners hun belangrijkste bron van inkomsten was. Dat waren dus de broodvissers en broodjagers. Maar met hun manier van werken waren ze ook (onbewust) landschapsbeschermers. Al het werk gebeurde kleinschalig en met de hand. O.a rietmaaien om schiethutten te maken.  En de strijd om restanten van legakkers te behouden die steeds meer bedreigd werden door de waterwolf. De oppervlakte  aan legakkers die was overgebleven na het vervenen werd in de loop der jaren langzaam maar zeker steeds kleiner. Dit beeld van het verdwijnen van legakkers is goed te zien als we de topografische atlassen van de 19e en de 20e eeuw met elkaar vergelijken.



Jacht op waterwild

Schiethut op plas s'-Gravekoop in Reeuwijk

De jacht zoals die vroeger op waterwild (vooral eendachtigen) plaatsvond kenmerkte zich als zeer intensief. Er stonden op de diverse plassen heel wat jachthutten want je hoefde voor het bedrijven van de waterwildjacht maar een hektare water te bezitten waar je een hut op mocht bouwen. Dus stond het plassengebied in het verleden aardig vol met van riet opgebouwde hutten. Dat is nu anders. Om op de plassen te mogen jagen moet je een aaneengesloten jachtveld hebben van veertig hektare. Daarnaast is de wetgeving sterk veranderd en zijn veel van de vroeger bejaagde eendensoorten nu beschermd. Ook in de Reeuwijkse samenleving is veel veranderd.

Jacht met gebruikmaking van lokeenden. Op de voorgrond van kunststof een woerd wintertaling


Fotoalbum: Jachtbedrijf in Reeuwijk


Vorstvluchten en  "Siberische" eenden

Vroeger mochten de Sluipwijkers, in tegenstelling tot nu, ook op de plassen jagen als het vroor en deze waren dichtgevroren. Als het een paar dagen flink vroor lagen de poldersloten dicht en zochten eendachtigen de plassen op als die nog open lagen. Maar ook als de plassen dichtgevroren waren werd er gejaagd. Er werden grote bijten gehakt bij schiethutten zodat er toch open water was. In en rond de bijten werden lokeenden uitgezet en om de indruk te geven dat er veel eenden aanwezig waren werden daar ook nog als extra gestoken veenbonken bijgelegd die vanuit de verte ook op eenden leken. Bij strenge vorstperioden en noordenwind waren er dan vorstvluchten, waarbij grote aantallen eenden uit het noorden van Europa zuidwaarts trokken en ook over het plassengebied trokken. Daaronder ook veel wilde eenden die wat kleiner waren dan de wilde eenden hier. De Sluipwijkers noemden ze door het wat kleinere formaat halfjes. Dat waren de van oorsprong echte wilde eenden die uit het hoge noorden zuidwaarts trokken. Door vermenging met de meer gecultiveerde "wilde soep- en parkeenden" lijkt het er nu op dat deze ik noem het maar "Siberische" eendjes vrijwel zijn verdwenen.

Het open water van de bijten en de aanwezige lokkers was aantrekkelijk en dus streken er dan forse aantallen van zulke eenden bij neer. Deze manier van jagen was zeer lucratief en er werden dan ook soms zeer grote aantallen geschoten. Rond 1970 gingen steeds meer smienten overwinteren in het poldergebied rond Reeuwijk en ook die soort werd veel bij bijten geschoten. Nadat de polder Broekvelden/Vettenbroek onder water ging (1 april 1970) en men zand ging winnen  veranderde het een en ander. Door de grote diepte van de plas vroor deze vrijwel nooit dicht en gingen eenden de plassen waar wel gejaagd werd steeds meer mijden en concentreerden zich op de voormalige zandwinplas. Omdat er geen jacht en recreatie (behalve surfen) mocht plaatsvinden werd de plas steeds belangrijker voor wintervogels. Zo belangrijk zelfs dat de plas nu een beschermde status heeft en is aangewezen als Vogelrichtlijngebied.

 

De geschoten eenden ging voor een klein deel in de eigen kookpot. Het grootste deel werd verkocht aan een opkoper. Ik herinner me nog dat er in Nieuwerbrug een opkoper zat die geschoten wild opkocht. Ben er wel eens wezen kijken (al lang geleden) en het eerste wat mij toen opviel was dat er tussen het geschoten goed een boterbuik (lokale benaming voor grote zaagbek) lag terwijl die soort ook al in die tijd de beschermde status had.


Het gebruik van lokeenden bij de jacht

Vrouwtje lokeend met kuifje
op de kop

Sommige van die levende lokeenden hadden een kuifje op de kop. Waarom ze een kuifje op de kop hadden is niet geheel duidelijk. Genetisch bepaald misschien? ;geen idee. Het lijkt me voer voor biologen om eens goed te onderzoeken hoe het precies zit. Wel was het volgens de eendenbezitters zo dat als je een aantal van dat soort eendjes had er onder de geboren kuikens wel iedere keer een paar met kuifjes bijzaten. In ieder geval heb ik nu al een aantal jaren helemaal geen lokeenden met kuifjes meer gezien in het Reeuwijkse.

 

Door lokeenden te gebruiken bij de schiethutjacht namen de kansen om eenden te schieten toe. Er werden zowel levende- als van hout of kurk gemaakte lokeenden gebruikt. Nog weer later ging men ook lokeenden van kunststof gebruiken. De levende lokeenden waren zgn Sluipwijkse kwakertjes die bij het huis van de jagers werden gehouden. Het waren wat kleinere eendjes; je had ze in de normale wilde eend kleur en in het wit. Ze werden speciaal gefokt vanwege hun voor de jacht zo speciale eigenschap dat ze veel kwaakten. Met name de volledig witte exemplaren werden gewaardeerd om hun vele gekwaak. Dat gekwaak vergrootte de kansen om overvliegende eenden naar de schiethok te lokken en werkte prima.

Woerd lokeend met kuifje
op de kop


Een groepje eenden, het gaat om kwakertjes. De naam zegt al genoeg. Ze kwaken veel en daarom zijn ze zeer geschikt als lokeend want door hun gekwaak trekken ze wilde soortgenoten aan om bij hun te landen waardoor de jager(s) in de schiethut  kan schieten als de eenden neerstrijken.

 

Wilde eend (woerd) wordt aangetrokken door het massale gekwaak van lokeenden bij een schiethut.

Druk kwakend vrouwtje lokeend zittend op een wortelstok van gele plomp. De andere eend heeft er blijkbaar geen zin in.

Lokeenden vrij rond zwemmend maar eigendom van een jager

De lokeenden van Reeuwijkse jagers worden staleenden genoemd. De eenden zwemmen los, worden "op voer" gehouden en blijven dicht bij huis.


Vroegere watersnippenjacht op de snippendrift

Watersnip

Bokje

Het wachten op eenden die invielen bij de lokeenden bij een jachthut had zo zijn wisselende resultaten. Om de kans om wat te schieten te vergroten werd daarom aan de andere kant van de hut op de landzijde een zgn snippendrift aangelegd. Dat was dan meestal op het restant van een veenrib die overgebleven was na de vervening. De bodem werd kaal en modderig gemaakt, aangevuld met enige dode vegetatie waartussen dierlijk bloed met de modder werd vermengd. Dat was de beste manier om veel snippen op de drift te krijgen volgens oude jagers. De eilandjes op de Reeuwijkse Plassen werden in het na- en voorjaar door grote aantallen watersnippen aangedaan en de snippendriften waren de ideale plekken waar ze pleegden neer te strijken. Omdat het om betrekkelijk kleine vogels ging was het raadzaam om te proberen om met een schot hagel meerdere exemplaren te schieten, want dat scheelde in de patroonkosten. Om dat te bereiken werd soms de loop van een oud geweer afgezaagd waardoor je als het ware een ganzenroer kreeg. De hagel spreidde zich dan fors als je de trekker overhaalde en op die manier was het mogelijk om meerdere watersnippen neer te leggen. Als je hier over sprak met bejaarde jagers kreeg je soms dezelfde verhalen naar je toe zoals sportvissers vertellen over hoe groot een vis was die zij vingen, de bekende visserslatijn. Een voormalige (brood)jager vertelde mij ooit dat het mogelijk was om wel 10 watersnippen met een schot met zo'n ganzenroer neer te leggen. Het meest bijzondere verhaal dat ik ooit hoorde was dat iemand schoot op watersnippen, maar niet in de gaten had dat er een roerdomp in paalhouding tegen de rietgekleurde achtergrond stond en ook neergeknald werd.

De jachtpatronen waren gevuld met lood. Het kan bijna niet anders zijn dat er in het plassengebied plaatsen zijn met een flinke loodvervuiling vanwege de vele schoten die er in de loop der jaren op dezelfde plek zijn gelost. Inmiddels zijn loodpatronen verboden en vervangen door staalhagel.


Groep voedselzoekende watersnippen op een plasdras, een beetje vergelijkbaar met een vroegere snippendrift.


Over een rasechte Sluipwijker

Kees maakt met de hand nog steeds lokeenden maar nu voor de sier

Een tevreden blik over het resultaat

Het plassengebied van Reeuwijk kenmerkte zich tot aan de 60er jaren van de vorige eeuw door een aanzien vooral bestaande uit verveendershuisjes. Ze zijn vrijwel allemaal verdwenen en ervoor in de plaatsgekomen zijn nu moderne huizen en villa's. Samengaande met het verdwijnen van die verveendershuisjes is ook het jacht- en visserijbedrijf voor een belangrijk deel verdwenen hetgeen te maken had met de vergrijzing en het overlijden van de oudere generatie jagers/vissers. Ook het niet meer mogen bejagen van tal van eendensoorten en het wettelijk verplichte stoppen met de een hektare regeling op de plassen zorgde ervoor dat het aantal jagers en jachthutten fors afnam. Er wordt nog wel gejaagd op de plassen, maar het aantal vergunninghouders is t.o.v. vroeger fors afgenomen.


Het vroeger ooit zo belangrijke Reeuwijkse visserij- en jachtbedrijf lijkt langzaam maar zeker steeds verder te gaan verdwijnen. De oudere generatie die dit vak traditioneel uitvoerde is grotendeels verdwenen en slechts enkelen van de  nieuwe generatie die nog vissen en jagen hebben een sterke hang naar het verleden met de gebruiken vanuit de manier waarop toen de jacht en visserij werden bedreven. Dat brengt me op een echte Sluipwijker die de restanten van het oude bedrijf  graag in ere wilt houden. Kees Verkaik is zo'n persoon. Komt uit een geslacht van Sluipwijkse jagers-vissers. Hij woonde tot enkele jaren terug aan de Oudeweg in een oud verveendershuisje (soort van twee onder een kap) naast zijn vader Gert die naast het beroep van boomkweker ook een passie had voor de  jacht en visserij. Kees heeft eveneens dezelfde passie van zijn vader geërfd, maar naast jager-visser meer als verzamelaar van oude voorwerpen die bij de jacht, visserij, schouwbaggeren,  turfwinning ,  en de  agrarische wereld in het Reeuwijkse werden gebruikt. Hij heeft inmiddels zoveel voorwerpen verzameld, dat hij een museum zou kunnen beginnen. Om aan mensen te laten zien hoe die door hem verzamelde voorwerpen ooit gewerkt hebben, geeft hij zo af en toe demonstraties op jaarmarkten en braderiën.  

Het verveendershuis waar Kees Verkaik tot voor kort woonde met als buurman zijn vader Gert. Is inmiddels gesloopt en ervoor in de plaats gekomen is nu  een statige villa.


Jacht op (zomer)ganzen in en rond Reeuwijk

Boven een groep (zomer)brandganzen, onder een groep
(zomer)grauwe ganzen.

In de negentiger jaren van de vorige eeuw begon in Nederland en ook rond Reeuwijk de broedpopulatie van een paar soorten ganzen fors te groeien. Het gaat om grauwe gans, brandgans, grote Canadagans en nijlgans. Deze ganzensoorten gingen in steeds grotere aantallen broeden in Nederland. Vandaar dat we ze nu (zomer)ganzen noemen. Boeren begonnen steeds meer te klagen over het massale gevreet van gras en het vele geschijt waardoor de koeien op zulke plekken het gras niet meer vraten. Ook in het plassengebied en de polders rondom Reeuwijk werd (en wordt) de massale aanwezigheid van ganzen steeds meer als een probleem ervaren.

De jacht op de plassen mag dan in de loop der jaren wel fors afgenomen zijn, de polderjacht rondom de plassen wordt nog wel aktief bedreven. Hier en daar nog hazen- en eendenjacht, maar de laatste jaren wordt er vooral gejaagd op (zomer)ganzen. Niet door broodjagers maar hobby-jagers, het valt nu onder de noemer beheerjacht met als doel om de populatie (zomer)ganzen terug te dringen. Naast het bejagen van die (zomer)ganzen worden er ook intensief eieren van nestelende zomerganzen geprikt. Dit gebeurt door jagers die zijn aangesloten bij lokale Faunabeheerseenheden (FBE's) en medewerkers/vrijwilligers van Staatsbosbeheer. Al die inspanningen om de aantallen zomerganzen terug te dringen beginnen al aardig te werken. Het aantal (zomer)brandganzen in en rond Reeuwijk is inmiddels zeer fors afgenomen. Wel overwinteren de laatste jaren steeds meer echte winterbrandganzen in de polders rondom het plassengebied maar die worden niet bejaagd. Het aantal zomergrauwe ganzen  is door het bejagen en schudden van eieren ook flink afgenomen, maar minder zichtbaar als de brandgans, want jaarrond bezien verblijven er nog steeds flinke aantallen .



Reeuwijkse bijnamen voor mens en dier

Na de grote verveningen van het veengebied rond Reeuwijk bleven er een 12-tal plassen over waar door Reeuwijkers en Sluipwijkers werd gevist en gejaagd. Voor veel inwoners was dit hun belangrijkste vorm van bestaan. Later kwam daar het recreatieve bedrijf min of meer bij waardoor men nog wat extra inkomsten kon binnenhalen. De omgeving van Reeuwijk kende tot voor kort een soort van streekdialect, welke thans aan het uitsterven is, en dat komt omdat een groot deel van de echte en specifieke Reeuwijkers uit het vroegere vis- en jachtbedrijf inmiddels is overleden. Naast het dialect had en heeft men in Reeuwijk zo zijn eigen aanduiding voor bepaalde dieren en mensen in de vorm van een bijnaam. Richard Brusik, een geboren en getogen Reeuwijker, heeft een aantal van die bijnamen op papier gezet en mij toestemming gegeven er gebruik van te maken voor deze website. Vooral de bijnamen voor vogels spraken me daarbij uiteraard aan, evenals die voor Reeuwijkse personen, dit des temeer omdat ik er een aantal van ken of gekend heb.

Aalscholver
Reeuwijkse bijnaam: schollevaar, palingdief

Brilduiker
Reeuwijkse bijnaam: Belder, Mofje

Dodaars
Reeuwijkse bijnaam: paddegatje,hagelzakje,fladdergatje

 

VogelsoortReeuwijkse bijnaam                                                                 VogelsoortReeuwijkse bijnaam
Fuut/Zanddrijver                                                                                            Knobbelzwaan/Zwartpoter
Dodaars/Paddegatje/Hagelzakje/Fladdergatje                                      Kleine/wilde zwaan/Deen
Aalscholver/Schollevaar/Palingdief                                                          Woudaapje/Woutje
Blauwe reiger/Blauwe jan                                                                            Lepelaar/Lepelvogel                                                                                       Purperreiger/Rode reiger                                                                             Waterral/Riethoentje
Roerdomp/brulaap                                                                                        Toppereend/Kuiftopper
Waterhoen/Waterkip                                                                                    Tafeleend/Valeker/Roodkop
Bokje/Doofje                                                                                                    Wilde eend/Hele bout
Kemphaan/Kampie                                                                                        Smient/Halve 
Grutto/Grutter                                                                                                Krakeend/Halve
Tureluur/Tuul                                                                                                  Slobeend/Halve/Breedbek/Lepelbek
Wulp/Druip/Regenfluiter                                                                             Brilduiker/Belder/Belders/Mofje
Kievit/Kieft                                                                                                       Grote zeeëend/Praattopper
Goudplevier/Kievitentuut                                                                           Zwarte zeeëend/Woerd(Zeetopper)/Eend (Kalientopper)
Zwarte stern/Moeraszwaluw/Blauwtje/Kermmeeuwtje                    Grote zaagbek/Boterbuik/Bonte visser/Penduiker
Witte kwikstaart/Turftrapper                                                                    NonnetjeScherfje, Scherventuut
Kleine karekiet/Enkele karakiet                                                                Ooievaar/Kindjesbrenger
Grote karakietDubbele karekiet




Grote karekiet. 
In 2018 werden er nog maar 1 broedpaar in het Plassengebied vastgesteld.(In 2009 waren dat 7 territoria)

Reeuwijkse bijnaam: Dubbele karekiet

Wilde eend
Reeuwijkse bijnaam: Hele bout

Blauwe reiger
Reeuwijkse bijnaam: blauwe jan

Bovenstaand een lijst met de belangrijkste vogelsoorten met de Reeuwijkse bijnaam of bijnamen ernaast. De lijst is nog wat langer, maar de voor het Reeuwijkse Plassengebied meest belangrijke vogelsoorten zijn erin opgenomen. Ook van verschillende op de Reeuwijkse Plassen voorkomende vissoorten bestaan bijnamen (daar kom ik op termijn nog wel een keer op terug in een andere vertelling). De bijnamen van Reeuwijkse mensen heb ik om wille van privacy niet gekoppeld aan hun echte naam . Daarom volsta ik om slechts wat bijnamen te noemen. De echte Reeuwijkers en Sluipwijkers zullen dan wel weten wie er mee bedoeld worden.  Het betreft vooral personen die zich bezig hielden met jacht en visserij.  De viskopers, Dirk de Kievit, Maarten de Zeelt, Gerrit de Spreeuw, Wim de Gatenschieter (schoot veel mis), de Boutschieters en Kees de Zondagsschieter. De lijst is overigens veel langer, dit is slechts een kleine greep eruit.

Slobeend. 
Reeuwijkse bijnaam: Halve, Breedbek, Lepelbek

Fuut
Reeuwijkse bijnaam: zanddrijver

Mannelijk woudaap. Was tot omstreeks 1950 een algemene broedvogel in het Reeuwijkse Plassengebied.
Reeuwijkse bijnaam: woutje