Werken bij Staatsbosbeheer  en weidemolentjes in het Reservaat de Eilandspolder nabij de dorpen De Rijp/Groot Schermer/Schermerhorn

Unieke weidemolentjes

In Noord/Hollandse reservaatgebieden hebben ze een bijzonder type watermolen in gebruik n.l. de weidemolen. Kleine watermolentjes met een maximale hoogte van ca. 3 meter. Ze zijn afgeleid van het type standerdmolen en worden gebruikt om percelen of een aantal graslandpercelen onder water te zetten en te houden. Ik heb er in mijn Noord/Hollandse werkperiode bij Staatsbosbeheer veel mee te maken gehad. In de Eilandspolder gelegen tussen de dorpen De Rijp-Groot Schermer-Schermerhorn heeft SBB een groot graslandreservaat  van meer dan 700 hectare verworven in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ik werkte daar on de periode 1970/1973. Om de vogelstand te stimuleren werden een paar van zulke weidemolens geplaatst met de bedoeling om een paar percelen plasdras te zetten. Het ging om een blok van ca. 8 hectare, een flink stuk land dus. De twee te plaatsen weidemolens werden gebouwd door een lokale molenbouwer die uit de buurt van Purmerend kwam. In de Eilandspolder gebeurde alles per boot. Het was tot omstreeks 1980 grotendeels een vaarpolder dus je kon alleen met de boot bij graslandpercelen komen. Ook de te plaatsen weidemolentjes werden met fundering en al per boot aangevoerd en met de hand door de molenbouwer en hulpjes in elkaar gezet. De geplaatste molentjes werkten als een tierelier en al na een week zag het gebied wat plasdras moest komen te staan er als een ijsbaan uit waartussen allerlei grazige eilandjes de kop boven water hielden ten teken dat de waterstand precies gunstig was voor vogels. Al snel wemelde het van de vogels want die kregen in de gaten dat het hier goed toeven was. Eenden, zwanen, steltlopers en plevieren kwamen er met vele honderden op af. Dit type weidemolen heeft bijna geen bediening nodig, omdat de grote windvaan aan de achterzijde van de draaibare kop ervoor zorgt dat de molen altijd goed op de wind staat. Af en toe kwam de molenbouwer langs om eventuele reparaties en onderhoud te plegen.


Weidemolentjes met windvaan in het SBB reservaat Eilandspolder. 


Weidemolentje met windvaan in het SBB reservaat Eilandspolder. 

Weidemolentje in SBB reservaat Zeevang nabij het dorpje Warder langs de Ysselmeerkust.


Weidemolentjes op het eiland Texel

Weidemolentje met windvaan in het  reservaat Waal en Burg van Natuurmonumenten op Texel. 
Op de voorgrond kieviten op de plasdras.            


Weidemolentjes in het NM reservaat Ottersaat op Texel

Weidemolentje van achteren bekeken. NM reservaat Waal en Burg
op Texel.


Weidemolentjes in het NM reservaat Waal en Burg op Texel.


Twee kleine en een wat groter weidemolentje (op de foto) in NM reservaat Waal en Burg malen water op om daarmee 
diverse graslandpercelen plasdras te zetten. Vele duizenden steltlopers en plevieren zaten op de half onder water 
gezette graslanden.


Noord/Hollandse weidemolentjes
De weidemolen staat ook wel bekend als 'aanbrengertje' en is net als de in Friesland gebruikte tjaskers meestal in particulier bezit. Ze worden bij Natuurorganisaties meestal gebruikt voor het opmalen van een stuk weiland. De windvaan staat links van het midden. Het gedeelte wat het water omhoog brengt heet roerom (het is geen vijzelsysteem). De opvoerhoogte van de weidemolen is plm. 80 cm. Capaciteit: ± 5 kubieke meter per uur. De molens hebben een windvaan die bij te veel wind omklapt, waardoor de molen dwars op de wind komt te staan en hierdoor tot stilstand komt. De staart vergrendelt zich dan met een trekveer en een klink. De wat grotere weidemolens hebben een vang. De spil van het molentje bestaat uit twee delen die met een koppelstuk aan elkaar verbonden zijn. Het onderste deel van de spil staat gedeeltelijk in het water en is tamelijk kwetsbaar. Dit deel moet dan ook regelmatig vervangen worden. Weidemolens komen voor in Noord- en Zuid-Holland, maar alleen in Noord-Holland zijn nu nog enkele exemplaren te zien, uitgevoerd met zeilen of met houten borden.


Oostelijk en westelijk deel Eilandspolder

Wie een buitenlander wil imponeren met Noord-Holland, kan hem of haar het best de Eilandspolder laten zien. Dit door mensen gemaakte landschap gaat terug tot de 13de eeuw. De Eilandspolder was vroeger een eiland tussen de Schermer en de Beemster, toen nog grote meren, ontstaan door het oprukkende water van de Zuiderzee. Er zijn twee Eilandspolders die nogal verschillen van aanzien en karakter. Het deel noordelijk liggend tussen de Rijp, Groot-Schermer en Schermerhorn is een fijnmazig netwerk van sloten en kreken die voornamelijk in oost-west richting lopen. Dit gebied wordt beheerd door Staatsbosbeheer. Het westelijke deel is later door mensen in gebruik genomen. Het is opener en overzichtelijker. De kavels zijn groter en ook niet zo smal. Er zijn ook een paar meertjes als De Lei, het Arismeer en De Knie en flink brede sloten in grillige patronen.

De Eilandspolder is een uitermate waterrijk gebied dat in de 13e eeuw werd bedijkt. Tot de 17e eeuw lag het te midden van een aantal zeer grote meren, met name de Schermer en de Beemster, en niet ver van de zee. Merkwaardig is hoe hoog de polder ligt ten opzichte van de droogmakerijen Schermer en Beemster. Van oorsprong is het een licht zilt  laagveengebied. Tot voor kort was de Eilandspolder nog grotendeels gebied met vaarland. De graslandpercelen waren alleen per boot bereikbaar.

In het westelijke gebied, deels in eigendom van Landschap Noord-Holland, wordt het vaarland afgewisseld met kleinschalige droogmakerijen zoals de Graftmeerpolder en de Noordeindermeerpolder. Het gebied is betrekkelijk grootschalig en open van karakter, vergeleken met het oosten, en wordt nog in sterke mate voor de landbouw gebruikt. De oostelijke Eilandspolder is vrijwel geheel in eigendom van het Staatsbosbeheer, dat het als vogelgebied beheert. Het heeft een meer moerassig, begroeid, (soms zelfs beschut) karakter met veel kleinere vaartjes, maar ook brede hoofdwatergangen.


Kaart met een deel van de Eilandspolder omstreeks 1900.
Goed te zien dat vrijwel alle percelen als losse eilandjes
lagen die alleen per boot bereikbaar waren.

Van vaarpolder naar rijpolder

Ard Schenk over de Eilandspolder. Hij heeft het verhaal duidelijk vaker verteld. Kent de geschiedenis van de polder op zijn duimpje. De Eilandspolder was voor de oorlog tuinbouwgebied. Er waren misschien wel honderd boeren die allemaal pootaardappelen teelden op kleine schaal. Toen dat niet meer genoeg geld opleverde, trokken ze weg of stapten over op de veeteelt. Het was keihard buffelen en weinig verdienen, alles ging met de schuit/praam. Wat wel betekende dat het ver van de boerderij gelegen land ideaal was voor weidevogels. Er werd weinig bemest, laat gehooid en er heerste rust alom. Maar ook dat was op een bepaald moment niet meer economisch haalbaar.’’

Begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw begon Staatsbosbeheer met het kopen van land in de Eilandspolder, als natuurgebied, en verpachte het terug aan een aantal boeren die gebleven waren. In 1985 is er een soort verkaveling toegepast, met dammen en bruggen en landruil, waardoor er weer wat economischer beheerd kon worden. De bootjes raakten in onbruik en de trekker met (drijf)mestkar kwam. En daar ging het mis, want de natuur tolereert die hoge bemestingsgraad niet. Dat zie je aan de keurige graslandjes, waar geen distel of zuring meer groeit. ,,Het lijkt wel kunstgras!’’ roept de oud-schaatser met verontwaardiging in de stem. ,,Een weidevogel heeft daar niets meer te zoeken.’


Voorlichting en fotografie

Een belangrijke taak van mij bij Staatsbosbeheer in de periode werkzaam in de Eilandspolder was, naast het inventariseren van de broedvogels, het geven van voorlichting op scholen en het verzorgen van rondleidingen per praam. Het voorlichten op scholen werd uitgevoerd via het verzorgen van dialezingen die gingen over de reservaten van SBB met het accent op de Eilandspolder en het belang van natuurbehoud in zijn algemeen. Het geven van dialezingen gebeurde in het najaar en met een vervolgafspraak werd dan een rondleiding per praam door het reservaat afgesproken in het voorjaar erop. Een paar maanden in de winterperiode ging ik vrijwel dagelijks op pad naar scholen in de omgeving en gaf per dag 3 a 4 lezingen. Eigenlijk was dat teveel van het goede maar mijn baas stond erop. Verschillende keren keerde ik aan het eind van de dag terug naar mijn kosthuis met hoofdpijn. Vooral scholen waar enige discipline ontbrak leverde mij die hoofdpijn op. Het kostte mij dan moeite om mijn verhaal te houden vanwege een aantal lastpakken in de klas. Een bijkomend probleem was dat hulp van de aanwezige leerkracht nogal eens ontbrak. In zo´n geval was het was voor mij een uitdaging om mijn presentatie toch op een fatsoenlijke manier over te brengen. Echter een keer liep het zo uit de hand dat ik halverwege aangaf te stoppen omdat het op deze manier geen zin had. De rector van de Middelbare school verontschuldigde zich nog net geen duizend maal dat het zo uit de hand was gelopen. Om mijn gram te halen vertelde ik hem dat ik verplicht was er rapport van op te maken voor het Ministerie van Landbouw met mogelijke consequenties voor de school. Daar schrok hij behoorlijk van.

Voor het geven van een dialezing was fotomateriaal nodig en dat werd grotendeels zelf gemaakt met eigen (toen nog analoog) fotoapparatuur. Mooie vogelfoto´s ontbraken veelal en dus werd er naar een alternatief gezocht. Die werd gevonden in het bouwen van een fotografiehutje bij de plasdras in de Eilandspolder. De hut gebouwd van een houten frame afgedekt met een dikke laag riet/ en moerasplanten. Het hutje gebruikten we ook bij ringactiviteiten. Mooie foto´s heb ik kunnen maken want de plasdras onder water gehouden met een paar weidemolentjes werd druk bezocht door vogels. 


Groenpootruiter op een plasdras


Zwarte ruiter in zomerkleed.

Voedselzoekende grutto's op een plasdras. Rond 1970 broedden in de Eilandspolder nog zo'n 300 paar grutto's. 
Dat is nu een heel stuk minder.


Ook verschillende porseleinhoentjes werden in het reservaat Eilandspolder op de plasdras gevangen tijdens 
ringonderzoek rond 1970..


Zelfs groepen lepelaars verbleven er om te slapen en voedsel te zoeken. Verder grote aantallen eendachtigen, wulpen, kieviten, goudplevieren, snipachtigen en verschillende soorten minder algemene moerasvogels. We gebruikten de plasdras ook om er vogels te ringen. Naast het gebruik van mistnetten waar we tot onze verbazing ook watersnippen en bokjes in vingen, (zelfs met een record van 8 bokjes in een nacht), gebruikten we ook inloopkooien. Uiterst succesvol waren die inloopkooien. Watersnippen kon je er goed in vangen, maar die liepen er alleen in als er lange zijvleugels aan de kooi werden geplaatst waardoor de snippen als het ware naar de ingang van de kooi werden geleid. Niet alleen watersnippen vingen we op deze manier maar ook ralachtigen waaronder zo herinner me nog op een avond twee porseleinhoentjes. Fazanten waren van die stommelingen, die iedere keer weer de kooien inliepen. Met zo´n fazant in de kooi kon je het vangen van andere vogels wel vergeten.


In de 70er jaren van de vorige eeuw werd veel ringonderzoek uitgevoerd in de Eilandspolder.
Foto links: Een gevangen baardmannetje. Foto midden: Geringde kokmeeuw. Foto rechts: visdief wordt geringd


Vaarexcursie voor plattelandsvrouwen eindigt in de prut

Bij het dorpje Schermerhorn staat een molendriegang. De drie watermolens, die getrapt maalden, staan vlak bij een drukke kruising waar lang geleden alweer Theo Komen, sportverslaggever, om het leven kwam bij een auto/ongeluk. Toeristen konden een van de watermolens bezoeken en ik was aangewezen om een korte rondleiding door de molen te geven. Daarna was het een kwestie van een 100 meter lopen en konden de mensen instappen in een praam voor een vaartochtje door de Eilandspolder. Over de watermolen zelf kan ik me niet zo veel meer herinneren. Wel nog dat er een haal was die de molen op gang bracht en dat er in het midden van de molen een koningsspil zat die het geheel deed aansturen. De toeristen bestonden vooral uit Amerikanen, Engelsen, Duitsers en uiteraard landgenoten. Toen was het nog zo dat aan de rondleiding geen kosten waren verbonden. Na afloop van de vaartocht vroegen veel mensen desondanks wat de kosten waren. We vonden het zonde om iedere keer nee te moeten zeggen en vonden een oplossing om toch wat extra bij te verdienen. Als de mensen via een wiebelig smal loopplankje de praam verlieten ging een van ons aan het eind van de loopplank staan met zijn hand open en duidelijk zichtbaar. Vooral de Amerikanen toonden zich gulle gevers.
Een keer dreigde een vaarexcursie te eindigen als drama wat uiteindelijk geen drama bleek te zijn. Een excursie was gepland voor een groep plattelandsvrouwen. De gemiddelde leeftijd was aardig hoog. We startten ook weer bij de molendriegang bij Schermerhorn en zouden eindigen bij de beeldentuin van kunstenaar Niek Jonk in Grootschermer waar een lunch en rondleiding door de beeldentuin was geregeld. De excursie was een groot succes met broedende kluten op het nest, mooi te zien vanuit de boot en een groep van ongeveer 80 alarmerende grutto's die achter een zwarte kraai aan vlogen. In die jaren broedden in de Eilandspolder nog zo'n 300 gruttoparen waarvan thans nog maar weinig van over is. Het vaarwerk werd gedaan met de hulp van een 9 PK buitenboordmotor. Liever gebruikte ik een 6 PK maar die was wel prima voor een Zaanse jol te gebruiken maar niet voor een praam. Het nadeel van een 9 PK was dat het filtersysteem betrekkelijk snel verstopt raakte met baggerdeeltjes. Dit kwam door de ondiepe sloten waar we vaarden. En wat je niet hoopte gebeurde nu wel. De motor begaf het. We zaten nog ongeveer een kilometer van de eindbestemming af. Varen met het gebruik van een vaarboom met 25 vrouwen aan boord waarvan diverse met overgewicht lukte niet dus werd gekozen voor een andere oplossing. Na overleg met de leidster van de groep werd besloten om de punt van de praam op de kop van percelen te zetten. Men moest dan uitstappen en het perceel uitlopen naar het eind. Daar zou ik de groep opnieuw oppikken, overzetten naar een ander perceel en dit zou zich zo een aantal keren herhalen. Mobiele telefoons waren er in die tijd nog niet dus even bellen voor hulp was er niet bij. Een aantal dames had mooie schoenen aan niet geschikt voor het lopen door drassig grasland. Sommige trokken dan ook maar de schoenen uit en liepen op blote voeten door het zompige pruttige grasland. Toen we uiteindelijk bij de beeldentuin waren gekomen hadden een aantal vrouwen de modder tot aan de knieen zitten. Maar ze vonden het een prachtig avontuur. Geen enkele klacht, nee ze overlaadden me met complimenten en vonden het een van de mooiste excursies die ze ooit meegemaakt hadden.


De Zaanse jol, een type roeiboot welke specifiek aan Noord-Holland wordt toegeschreven, is al lang heel in gebruik bewijzen 
twee vroeg 17e eeuwse tegels.