Boerenbedrijf:
Bijna verdwenen, Maaien met de zeis en  zeisblad haren met de haarspit


De directe aanleiding om deze vertelling te schrijven werd veroorzaakt door de bodemvondst van een antieke 18e/19e eeuwse haarspit in een van de Groene Hart polders. Ik heb een brede interesse in de cultuurhistorie van het Groene Hart waaronder die van de oude Goudse plateel- tegel- en pijpenindustrie. Dit oude ijzeren agrarische voorwerp, afkomstig uit een periode waarin het maaien nog volledig met de hand werd uitgevoerd,  was voor mij de aanleiding om er wat over te gaan schrijven. Nog interessanter werd het, toen ik een antieke 17e eeuwse tegel tegen kwam waarop een persoon staat die een haarspit aan een riem draagt.


Een bijzondere bodemvondst. 18e/19e eeuwse haarspit met vier gesmede krullen. Coll. Kees Verkaik


Op de twee antieke tegels staan figuren afgebeeld met een juk met emmers. De tegels dateren uit het midden 
van de 17e eeuw. 


Meestal zijn het vrouwspersonen die op antieke tegels afgebeeld zijn met juk en emmers. De linkertegel betreft echter een manspersoon wat  vrij bijzonder is. Nog meer bijzonder is de riem of gordel die hij draagt waar een haarspit aan zit. Voor zijn kruis zien we een  soort klavertje vier. M.i. is dit een onderdeel van de haarspit dat net als de haarspit ook aan de gordel vastzit. Op de foto's hierboven zien we een 18e of wellicht 19e eeuwse haarspit met eenzelfde onderdeel (vier gesmede krullen), maar die zitten wel vast aan de haarspit.


Van handmaaien naar het moderne maaien

Met de zeis maaien is er tegenwoordig vrijwel niet meer bij. Soms zie je nog iemand een klein stukje gras met de zeis maaien, maar meer zie je particulieren, boeren en loonwerkers met een mechanische bosmaaier aan de gang. Graslanden worden alleen nog maar machinaal gemaaid. De maaiapparatuur op tractoren wordt steeds vernuftiger en is ontwikkeld om graslanden zo snel mogelijk te maaien. Maaiapparatuur voor, achter- en opzij van tractoren maken het tegenwoordig mogelijk om een perceel grasland in tijd van een mum gemaaid te hebben. Tegenwoordig worden graslanden jaarlijks meerdere keren gemaaid omdat de bemestingsgraad van de bodem hoog is waardoor het gewas snel groeit. Hooien wordt nog amper gedaan. Het gras wordt nu gekuild of opgeslagen in balen.


Een 2-tal voorbeelden van het gebruik van moderne maaiapparatuur.


Nog omstreeks 1900 werd het oogsten van hooi eenmaal per jaar gedaan en dat gebeurde in de maanden Juli en augustus.  Voor de komst van de mechanisatie van het maaien van gras en graan werd al het agrarische gras- en graanland in Nederland met de hand gemaaid. Dat gebeurde vooral door ingehuurde professionele handmaaiers waarvan een groot deel als seizoenarbeiders werden ingehuurd. Zij werden daarvoor vaak speciaal ingehuurd door boeren tegen een dagloon. Het waren vooral Duitse arbeiders die voordat ze kwamen maaien eerst in de veenderij werden ingehuurd om het veen voor de jaarlijkse turfproductie te baggeren. Het maaien was typisch mannenwerk. Dat gebeurde gelijktijdig door een aantal mannen, die met hun zeisen een aaneengesloten brede strook land in één keer afwerkten. Tijdens het maaien werd de zeis regelmatig met een wetsteen of strekel bewerkt om braamvorming te verwijderen. Het was ook nodig om de zeis zo af en toe te haren. Goed haren was een kunst, het maaien was zwaar werk. Oudere mannen die niet meer konden maaien maar nog wel goed waren in het haren waren bij een groepje van maaiers steeds bezig met het haren van de zeisen. Op een maaidag werden de zeisen regelmatig gehaard. Een haarspit werd in de grond geplaatst en met de haarhamer beklopte men het mes op het aambeeld. 


De zeis scherp maken en scherp houden

Het "haren van een zeis" wordt uitgevoerd op ongeharde maaibladen van een hoge kwaliteit ijzer. Het snijvlak van het blad van een zeis wordt langs de rand een klein stukje naar buiten gedreven met een haarhamer en haarspit (klein aambeeldje). Door het kloppen op de rand wordt de bladdikte verdund zodat een rand ontstaat die vlijmscherp is. Het klinkt simpel maar de praktijk is anders. Voor deze bewerking is behoorlijk wat ervaring nodig. Niet iedereen was in staat om een zeis goed te haren. Op grote velden, die met de zeis gemaaid werden, was er dikwijls één persoon aanwezig, wiens taak het was constant te "haren". De zeis werkt het beste als deze vlijmscherp is. Het zeisblad wordt tegenwoordig door de meeste gebruikers alleen met een strekel (een met grofkorrelig slijpmateriaal beplakte lat) scherp gehouden. Maar de beste resultaten worden bereikt door de zeis te haren en te wetten. Vroeger werd in plaats van de strekel een wetsteen gebruikt. 


Linkerfoto: Verschillende typen van wetstenen of stukken er van. Aangetroffen als bodemvondst. 18e/19e eeuw.


Rechterfoto: Moderne strekel (lat beplakt met slijpmateriaal).


Vier 17e eeuwse tegels met de voorstellingen van maaiers.


Een paar voorbeelden van haarspit, haarhamer en zeis.

In de opening van de haarspit is een stokje gestoken wat moet
voorkomen dat de spit wegzakt in de grond tijdens het haren.


Vier stuks haarspitten uit de 19e/20e eeuw verschillend uitgevoerd. De dubbele ogen die vastzitten aan de 
haarspit voorkomen dat deze tijdens het haren verder in de grond zakt tijdens en door het tikken.


Er bestaan verschillende type zeisen die allemaal hun eigen functie hadden. Zoals lange en korte zeisbladen, 
de kantzeis die specifiek werd gebruikt om slootkanten te maaien. Coll: Kees Verkaik.


Zeis om koren te maaien. De pikhaak was bedoeld om het gemaaide graan bij elkaar te houden voor het maken van een korenschoof.


Maaien met de zeis

Als ik de zeis echt scherp wilde hebben ging ik naar Klaas van der Heuvel die in de polder Lang Roggebroek boerde. Klaas had naast melkkoeien ook varkens die hij gras voerde dat hij dagelijks met de zeis maaide. Zijn zeisblad was nog maar ca. 3 cm breed. Het was al een heel oud blad. Door het vele scherpen met de haarspit en spithamer was het blad zeer smal geworden. 

Zelf heb ik ook enige ervaring met het maaien met de zeis. Ik heb nog een paar jaar kleine oppervlakten ter grootte van enkele honderden vierkant meters met de hand gemaaid. Rond 1970 kreeg Staatsbosbeheer waar ik werkte de eerste hectaren grond  in de polder Stein Noord in eigendom. Daarbij waren ook kleine stukjes grasland die nooit of amper  bemest waren en daardoor nogal bloemrijk. Er groeiden o.a. nog wilde kievitsbloemen. Verschillende van die stukjes grasland maaide ik toen nog met de zeis en deed dat een keer per jaar. Maar de echte techniek van het scherpen van de zeis met haarspit en haarhamer heb ik nooit onder de knie gekregen. Wel geprobeerd maar bij mij ontstond door verkeerd kloppen een soort van heuvelachtig landschap op de maaisnede. Daarom scherpte ik de zeis zo goed als ging met een fijn vijltje. De braamvorming die tijdens het maaien ontstond verwijderde ik door regelmatig de strekel te gebruiken. Maar van echt maaien zoals het hoort had ik geen kaas gegeten. Als het gewas vochtig was lukte het maaien trouwens veel beter dan op het moment dat het gewas kurkdroog was. De vroegere beroepsmaaiers wisten dat ook en zij begonnen al vroeg in de ochtenduren te maaien tot ongeveer aan het middaguur want dan was het gewas ook droog.

 


Als Klaas maaide kon ik niet meer doen dan bewonderend toezien. Hij liet de zeis echt snijden via soepele maaibewegingen, terwijl ik het te maaien gewas er min of meer met geweld  vanaf sloeg. Als ik mijn zeisblad aan hem liet zien schudde hij meewarig het hoofd en vroeg me, wat heb je daar mee gedaan? Als Klaas hem dan voor mij scherpte met de haarspit kreeg ik een zeisblad terug wat superscherp was. Hij demonstreerde dat door een waterdruppel over het scherp heen te laten rollen van de ene kant naar de andere kant van het blad. Kijk zei hij dan, nu is hij scherp zoals het hoort. Maar probeer hem nu ook eens scherp te houden. Zijn eigen zeis uitlenen, wat ik nog wel eens deed maar dan meestal echt bot terugkreeg, beschouwde Klaas als een hoofdzonde. Nee zei hij, dat moet je nooit doen. Je zeis en je vrouw moet je nooit uitlenen want dan krijg je ze allebei dik terug.

Een van de botanisch waardevolle terreintjes in de polder Stein Noord die nog verschillende jaren met de zeis werden gemaaid. Tegenwoordig gebeurt dat met een 1-assige machine.


Kees Verkaik bezig met het scherpen van een zeisblad met behulp van een haarspit en haarhamer.


De meeste van de in deze vertelling afgebeelde gereedschappen zijn eigendom van Kees Verkaik. Kees is een echte Sluipwijker. Hij heeft zich toegelegd op het verzamelen van oude agrarische gereedschappen die vroeger in en rond het Reeuwijkse Plassengebied  werden gebruikt waaronder baggerbeugels en ander gereedschap wat tijdens de vervening werd gebruikt. Maar ook maaigereedschappen en alles wat met de vroegere jacht en visserij te maken heeft. Zijn verzameling lokeenden die gebruikt werden voor de waterwildjacht in Reeuwijk mag uniek genoemd worden.


Detail van het scherpen van het zeisblad met haarspit en haarhamer.


Vroegere hooiwinning

Voor de periode van landbouwkundige revolutie werd het meeste grasland maar een keer per jaar gemaaid en gehooid. Dat was in Juli-augustus. De grasopbrengst t.o.v. van nu was laag en veel graslanden waren zo drassig dat het maaien en hooibouwen pas later in het zomerseizoen kon. Bemesting vond maar zo af en toe plaats. Een keer per jaar kon er worden gehooid. Door het (eeuwenlange) extensieve gebruik van het grasland ontwikkelden grote oppervlakten zich als bloemrijk blauwgrasland waar inmiddels nog maar weinig van over is. Rond 1900 was een oppervlakte van ca. 10.000 hectare in de Krimpenerwaard nog blauwgrasland schatte Arie Scheygrond in zijn proefschrift omstreeks 1925.
Het kuilssysteem van tegenwoordig bestond nog niet. Door gewasveredeling kan tegenwoordig een veel grotere wintervoorraad worden gewonnen (4 – 6 sneden gras) tegenover vroeger slechts een keer hooien. 

Na het met de hand maaien bleef het gewas een paar dagen liggen om te drogen en werd tussentijds een paar keer gekeerd om het drogen te versnellen. Daarvoor moest wel een paar dagen droog (en het liefst warm) weer zijn. Het afwisselend droog en vochtig worden door dauw of regen van op het veld liggend gemaaid gras was voor de kwaliteit van het hooi zeer nadelig. Het harken en keren werd eeuwenlang hoofdzakelijk door vrouwen gedaan, en ook de kinderen hielpen mee. Als het hooi voldoende was gedroogd werd het op rijen geharkt en vervolgens op hopen (oppers) gezet. Het gras was dan al tot 35 à 40% vocht ingedroogd. Werden tijdens de hooibouw de weersomstandigheden ongunstiger, dan kon het hooi als tussenfase in kleine oppers worden gezet, die bij een gunstiger weersgesteldheid opnieuw uitgespreid werden om het hooi verder te laten drogen. Soms werd daarbij gebruik gemaakt van ‘ruiters’. Dat waren eenvoudige stellages, gemaakt van rond- of geriefhout en ijzerdraad, waarop het gewas los van de grond kon drogen.


Een beeld wat je bijna nooit meer ziet. Hooi op hooiruiters gezet in de polder Stein Zuid. Foto: 7 juni 2015.



Symboliek: Magere Hein met de zeis
Tegenwoordig wordt hij afgebeeld als een gedaante die gehuld is in een donker gewaad, een kap over het hoofd heeft en een zeis bij zich draagt. De zichtbare lichaamsdelen van Magere Hein laten zien dat hij een (levend) geraamte is. Het betreft hier de benige hand waarmee hij zijn zeis vasthoudt en soms zijn schedel. Vaak is zijn hoofd niet te zien en maakt dit plaats voor duisternis (logisch gezien is dit schaduw, afkomstig van de kap).De zeis die hij vasthoudt symboliseert het feit dat de dood iedereen treft: een zeis maait alle gras- en korenhalmen om.