Het boerenbedrijf in West-Nederland nader bekeken


Landbouwkundige ontwikkelingen in het Groene Hart


Van  15-25 handgemolken melkkoeien in de koeienbocht naar 100-300 melkkoeien in de robotcaroussel.
Ik ben 74 jaar en kom uit een groot gezin. Ben de jongste van 13 kinderen en volgens mijn broers en zussen flink verwend omdat ik de jongste was. Ik was ook een van de weinigen in het gezin die na de lagere school verder studeren mocht. De meesten gingen na de lagere school gelijk aan het werk. Verschillende van mijn zussen hebben bij boeren gewerkt als boerenmeid. Zelf ken ik het boerenbedrijf ook vrij goed, eerst als kind die op diverse boerderijen langs de gekanaliseerde Hollandse IJssel bij Haastrecht speelde met leeftijdgenootjes, vogelnesten zocht om de eierenverzameling uit te breiden, met de schouw varen en vissen in de polder Stein, appels, peren en pruimen jatten uit de toen nog vele hoogstamfruitbomen bij de boerderijen. Later om te helpen op de boerderij bij de hooibouw en andere werkzaamheden zoals hooi afgooien uit de hooiberg, helpen de koeien de spoorlijn over te verkampen en koeien ophalen uit het land om handgemolken te worden in de koeienbocht door de boer of de boerenknecht. 

Heb dus de landbouwkundige ontwikkelingen van dichtbij gezien in een periode van zo'n 60 jaren, eerst als kind, daarna als periodieke boerenhulp en weer later als medewerker van Staatsbosbeheer met als specialisatie graslandbeheer (weidevogel- en botanische graslanden) in het Groene Hart van West-Nederland.


De periode na de ontginning
Na de ontginningen van de moerasgebieden van West-Nederland, in de 11e en 12e eeuw, was het mogelijk om op die nieuwe gronden graan te verbouwen. Door de hoge ligging t.o.v. de rivieren was dat mogelijk, maar na een paar eeuwen was het land zover ingeklonken dat men gedwongen werd om over de te stappen op veeteelt. Door het inklinken van de (veen)bodems moesten polders middels watermolens bemalen worden om het bezwaarwater af te voeren naar de rivieren. De landbouw stelde in die tijd nog niet veel voor. Het aantal koeien en varkens wat men kon houden was beperkt en de hoeveelheid mest die men had was niet voldoende om alle gronden van een bedrijf regelmatig van mest te voorzien. Soms kon men nog wat extra mesten door gebruik te maken van bagger wat werd vermengd met stadscompost waardoor het zgn toemaakdek ontstond.  Door de beperkte bemesting van het grasland, de percelen die het verst van de boerderij af lagen kregen helemaal geen of zo af en toe maar wat mest, kon zich het beroemde blauwgrasland ontwikkelen waarvan inmiddels in Nederland amper nog wat van over is en vrijwel  alleen beperkt tot reservaten.


Hooien op de ouderwetse manier, via handwerk.


Hooibouw gemechaniseerd, maar kleinschalig. Op drassig land waar geen zware machine's kunnen rijden.


Van handwerk naar machine's

Eeuwenlang was de landbouw een zeer extensief bedrijf. Vrijwel alle werkzaamheden werden in handwerk uitgevoerd of hooguit met de hulp van paard en wagen en in het waterrijke Groene Hart met de schouw. Daar kwam in de beginjaren van de 20e eeuw verandering in. De mechanisatie kwam heel langzaam op gang. Zo rond 1910/1915 kwamen de eerste grasmaaimachine's op de boerderijen. Deze machines werden natuurlijk nog voortbewogen met paarden. De geschiedenis van de landbouwmechanisatie is eigenlijk al in het stoomtijdperk begonnen. De landbouwmechanisatie volgde uit de industriële revolutie. De allereerste trekkers waren veelal direct van een stoommachine afgeleid. Maar de echte mechanisatie volgde pas na de Tweede Wereldoorlog. Toen verdwenen ook de landarbeiders, daggelders en boerenknechten. Die vertrokken, vaak tegen hun zin, naar weliswaar beter betaalde banen in de industrie.


De moderne manier van mechanisch gewas oogsten. Met de opraapwagen wordt het gras wat in een wiers ligt 
in de opraapwagen geladen en naar de boerderij gereden waar het in de graskuil wordt gereden.


Moderne manier van hooibouw. Het goed gedroogde gras wordt in baaltjes geperst. Ook deze methode is inmiddels al weer achterhaald.
Nu wordt gras in plastic gebaald of er worden balen van ca. 700 kg gemaakt. 


Foto is recent gemaakt bij een van de weinige boerenbedrijven die nu nog een hooikanon gebruikt. Er was een periode (zo rond 1960-1975) dat op veel boerderijen het hooi met een hooikanon de hooiberg in werd gespoten via luchtdruk. Het hooi moest goed droog zijn omdat anders de kans bestond dat er hooibroei zou uitbreken. Bij de boer waar ik regelmatig meehielp het hooi in de berg te brengen werden verspreid stukken pijp (maar ook oude houten hooiruiters) tussen het hooi gebracht. Als de hooibouw dan klaar was werd het hooikanon gebruikt om het hooi bij oplopende temperatuur te beluchten om te voorkomen dat die temperatuur als gevolg van lichte broei te hoog op zou lopen.
Meer lezen over hooibergen: klik hier

 

Foto links: De hooiberg heeft eeuwenlang stand gehouden, toen kwam er de kuilsilo bij waar gras werd ingekuild  en op kwaliteit werd gehouden met toevoeging van melasse. Daarna de kuilhoop en inmiddels wordt heel veel gemaaid grasgewas in grote plastic balen verpakt.


Het gemaaide gewas wordt in plastic geperst en in balen opgeslagen bij de boerderij.
Op de achtergrond een aantal balen al geperst.


Opslagplaats van grasbalen achter de boerderij.  Hoewel het tijdelijk is wel een beetje ontsierend zo'n polderbeeld.


Bij veel boerenbedrijven wordt de 1e maaisnede  door loonwerkers uitgevoerd. De melkkoeien blijven dan nog  op stal (of het hele jaar) en een groot deel van de oppervlakte van het grasland wordt in een keer gemaaid.


Ruilverkaveling

Door het omzetten van  kleinschalige ambachtelijke landbouw naar  grootschalige industriële landbouw zijn grote veranderingen opgetreden in het agrarisch gebied. Door het uitvoeren van ruilverkavelingen is er landschappelijk veel veranderd zoals verlies van houtwallen, bosjes en andere kleine landschapselementen.  Het hoofddoel bij ruilverkaveling was oorspronkelijk alleen gericht op verbetering van de landbouw. Door de invoering van de latere Landinrichtingswet uit 1979 is gelukkig meer aandacht gekomen om een bepaald percentage van het te verkavelen gebied als natuur- en  recreatiegebied in te richten.


Het moderne huidige agrarische grasland bestaat nog vrijwel alleen uit productiegrassen zoals engels raai, veldbeemd, straatgras en nog een beperkt aantal grassoorten. Kruidachtigen zoals o.a.paardenbloem, vogelmuur, boterbloemsoorten, herderstasje zijn ongewenst en worden tegelmatig chemisch bestreden. Ook andere ongewenste kruidachtigen zoals ridderzuring, distels en brandnetels worden chemisch bestreden.


Huidige stand van zaken

De huidige moderne landbouw kenmerkt zich door: grotere veedichtheid,  vervroeging maaidatum en verhoging van het aantal maaibeurten; omschakeling van hooien naar inkuilen; toenemend gebruik diergeneesmiddelen zoals ontwormingsmiddelen welke schadelijk voor mestkevers, strontvliegen en de gehele insectenwereld zijn; verlaging van het waterpeil om een betere grasgroei te krijgen en waardoor men gebruik kan maken van steeds zwaardere machines. Het heeft allemaal grote ecologische gevolgen gehad die op veel wilde planten- en diersoorten een negatieve invloed hebben gehad. 

Wel zijn allerlei beschermingsmaatregelen ingezet met als doel deze negatieve ontwikkelingen om te buigen. Voorbeelden daarvan zijn o.a. nestbescherming, verbod op gebruik van bepaalde bestrijdingsmiddelen, mestwetgeving, agrarisch natuurbeheer, subsidies op onderhoud van kleine landschapselementen, braaklegregeling, invoering melkquota, instelling van weidevogel- en botanische reservaten en subsidies op perceelrandenbeheer.


Droge ruige stalmest wordt nog amper gebruikt om agrarisch grasland te bemesten. Hier wordt drijfmest machinaal  geïnjecteerd via de sleepvoetmethode. De broedende fuut vindt het allemaal maar niks.


Agrarisch grasland na het injecteren met drijfmest.      


Met de weidepomp worden sloten van bagger ontdaan. De bagger wordt over het grasland gespoten. 
Ooievaars staan klaar om een hapje mee te pikken.