Hooibergen bij de boerderij en de ouderwetse hooibouw

Op een mijn zwerftochten door het Groene Hart, fietsend door het  buurtschap Lange Linschoten nabij Oudewater kwam ik zowaar een  boerderij tegen, waarnaast een hooiberg stond die nog steeds in gebruik  is als winteropslag van hooi. Het is zo'n beetje de laatste nog in gebruik zijnde hooiberg die in de omgeving van Reeuwijk voorkomt. Als kind heb ik heel wat uurtjes met mijn vrienden in hooibergen van boerderijen  in de omgeving van mijn woonplaats gespeeld. Het helpen van boeren bij de hooibouw en het afgooien van hooi uit de hooiberg in de periode dat de koeien op stal stonden was altijd leuk werk. De koeien stonden in die tijd  in de meeste (Hollandse) stallen nog vast. De hooiberg stond vlak naast de stal zodat de afstand van het te verslepen  hooi uit de hooiberg naar de deel waar de koeien stonden  minimaal was.  

Hooiberg langs de Lange Linschoten van het type kapberg. Het hooi wordt opgetast vanaf de grond. De hooiberg heeft drie 
roeden en het dak kan omhoog gedraaid worden. Vroeger was het dak meestal rietgedekt, maar bij deze hooiberg bestaat het 
dak uit zinken plaatwerk.
Gefotografeerd op 7 december 2007. De hooiberg zit nu nog grotendeels vol maar de huidige hooihoogte 
zal aan het eind van de winter flink gezakt zijn.

Foto links: Hooiberg met op de voorgrond een fruitboomgaard.

                                                                                                        Foto rechts: Hooibergen staan altijd dicht in de buurt van de koeienstal geplaatst.

Hooibouw met paard en wagen
De maanden Juni en Juli waren vroeger de hooibouwtijd. In de hitte van de zomer droogde het gras voorspoedig. Het gemaaide gras werd als het goed gedroogd was op een hooiwagen geladen. Een dag regen tussendoor of de dreiging van regen als het gras bijna droog was betekende veel extra werk. Om te voorkomen dat het gewas nat regende en zou gaan schimmelen werd het op hooiruiters geplaatst. Als regen dreigde op de dag dat het hooi zou worden afgevoerd was het een kwestie van hard doorwerken om de regen voor te zijn. En anders was het beste het hooi op hopen te laten staan zodat de regen weinig kans had om het gewas nat te maken. 
Het op de wagen gebrachte hooi werd vast getrokken met een houten balk. Per paard en de wagen volgeladen reden we dan in sukkeldraf naar de boerderij. Door kuilen in het land schudde de wagen met hooi tijdens het vervoer flink heen en weer en het is wel gebeurd dat het hooi van de wagen afgleed omdat het voer hooi niet goed was gelegd. Degene die het voer had gelegd kreeg dan flink op zijn donder. Dat is mij ook wel eens overkomen. Het leggen van een voer hooi was een kunst apart en niet iedereen kon dat goed. Bij de hooiberg aangekomen wachtte opnieuw zwaar werk. Het hooi moest in de berg gebracht worden. Optassen heette dat. Bij het begin van het optassen van het hooi  hing de kap van de hooiberg nog in de laagste stand. Naarmate er meer en meer hooi in de berg werd gestapeld werd de kap steeds verder omhoog gedraaid. Het hooi werd met een hooigrijper van de wagen gehaald. Die hing boven een rails en met de hulp van het paard en later de trekker werd de grijper met hooi de hooiberg in getrokken. Daar werd het hooi gelijkmatig verspreid. Er waren wel 100 voeren hooi nodig om de hooiberg op de gewenste hoogte te krijgen. 

Hooibouw met paard en wagen

Het al vrij droge gras op hooiruiters geplaatst, vrij van 
de bodem zodat het niet vochtig kon worden.(schilderij van Monet)

Boezemland polder Stein
Vroeger had elk poldertje een eigen waterschap. Zo ook de polder Stein bij Haastrecht.  Aan de westkant van de polder Stein ligt een oude boezem waar vroeger twee waterwipmolens hebben gestaan die de polder Stein bemaalden. Dat gebeurt nu met een dieselgemaal. De boezem was in die tijd eigendom van het Waterschap Stein. Ingelanden van de polder huurden het grasland van de voormalige boezem en de boer waar ik regelmatig op het erf kwam had het stuk boezemland in huur wat nu eigendom is van de Gemeente Gouda. Ook daar ik heb ik regelmatig meegeholpen bij de hooibouw. Na het maaien van het gras werden de slootkanten eerst met de hand opgerijfd. Plekken die moeilijk toegankelijk waren voor de machine werden handmatig opgeschud zodat het gewas beter droogde. De rustperioden waren uiterst aangenaam want dan werd er lekkere zoete ranja gedronken die was aangelengd met (leiding)water. In die tijd dronken we als we dorst hadden nog uit sloten. Dan kon toen nog want het water in veel sloten was glashelder vol met waterplanten, vissen en andere waterbeestjes. Vlak achter de boerderijen dronken we niet meer uit de sloot want daar was het water ook toen al aan de troebele kant. Om het ranja koel te houden legden we de flessen in de sloot. Als het gewas voldoende gedroogd was werd het in lange rijen gewierst en daarna op hoopjes gezet wat het op de wagen dragen van het hooi vergemakkelijkte.  Het boezemland was in die tijd een prachtig bloemrijk hooiland, weinig bemest,  met als zeldzame plantensoorten wilde kievitsbloemen en gulden boterbloemen. Die zijn inmiddels verdwenen, maar het is nog steeds een heel mooi stukje reservaat

Beeld van de voormalige boezem in de polder Stein eind Januari 2007. Op de achtergrond zijn nu veel meer bomen aanwezig 
dan zo'n 40 jaar geleden. Is van het recreatiegebied Steinse Groen.

Vroeger kwamen wilde kievitsbloemen vrij algemeen voor op het boezemland. Ze waren volledig verdwenen maar komen nu weer voor voor in klein aantal. Of het om spontane (her)vestiging gaat is niet goed bekend. De gulden boterbloemen bloeit al vroeg in het voorjaar, zo omstreeks begin April. Vroeger kwam deze boterbloemsoort massaal voor in het zuidelijk deel van het boezemland, maar ze zijn daar jammer genoeg door overbemesting verdwenen. Deze boterbloemsoort is  te herkennen aan de afwijkende bladopbouw. Het boezemland is nu al ruim 10 jaar in eigendom en beheer bij de Gemeente Gouda. Bemesting vindt niet meer plaats. Misschien is de gulden boterbloem nu weer aanwezig.
 

Hooibroei
Brand in de hooiberg was het grote angstscenario voor iedere boer. Te vochtig opgeslagen hooi en te hoge druk leiden tot broeien van het hooi met een grote kans op ontbranding van het hooi. Bij een temperatuur van ongeveer 55°C volgt er een chemische reactie. Daarbij komen brandbare gassen vrij. Meestal kwam hooibroei voor binnen twee maanden na de hooibouw. Werd het hooi te warm dan was  uit elkaar gooien de enige oplossing. Het hooi zag er dan al aardig bruinig uit en was niet meer geschikt als voer. Ik heb het in mijn jeugd meerdere keren meegemaakt. Brand in de boerderij wat vanuit de hooiberg overslaat kon rampzalig zijn, niet alleen omdat er meestal geen houden aan was  maar ook omdat men vaak te laat kwam om het vee te redden. Hooi moest dus goed droog worden opgeslagen en regelmatig gecontroleerd: de temperatuur van het hooi werd dan ook regelmatig gemeten. Dat deed men een ijzeren staaf die in de hooiberg geschoven worden. Na een uur werd het ijzer uit de hooiberg getrokken en aan de temperatuur kon men voelen of er een broeiproces gaande was. Later werd dat met (elektronische) thermometers gedaan worden en dat gebeurde sneller en nauwkeuriger.                    

Hooiblazen
De hooiblazer was een geweldige uitvinding voor het boerenbedrijf. Door een krachtige elektromotor, die een groot schoepenrad heel hard in het rond liet draaien, wat een enorme luchtcirculatie opleverde, werd het hooi in de berg geblazen. De pijp bestond uit losse onderdelen met ook een bochtstuk die verlengd konden worden naar gelang de hoogte van het hooi in de hooiberg. Je kon de hooiblazer ook gebruiken om het hooi te koelen als het dreigde te warm te worden. Hiervoor werden stukken pijp in het hooi gebracht waar dan de hooiblazer op aan gesloten werd.

Het in de hooiberg geblazen hooi moest gelijkmatig worden uitgespreid. Dat deed de blazer min of meer zelf al, maar er moesten toch altijd wel een of twee personen aanwezig zijn om corrigerend op te treden als dat nodig was. Het was voor die mensen wel een kwestie van stofhappen want uit het droge hooi kwam behoorlijk wat stof vrij. 

Zeker toen de opraapwagen zijn intrede deed op het boerenbedrijf werd het vol krijgen van een hooiberg steeds meer "kinderspel". 

Ansichtkaart van omstreeks 1900  met rietgedekte boerderijen en maar liefst vijf hooibergen. Provincie Overijssel.

 

 

De hooiberg als speelplek
Hooibergen hadden een zeer aparte sfeer. Het was er vrij duister maar wel sfeervol en er hing de bijzondere geur van gedroogde planten. Hooi dat was gewonnen uit het (onbemeste) hooiland rook veel lekkerder dan uit wat intensiever bemest grasland. Die geur werd veroorzaakt door de speciale grassen en bloemen, waarvan je de restanten nog steeds goed kon herkennen als je een handje hooi zat uit te pluizen. Bij het rollebollen door een hooiberg werd je soms onaangenaam verrast door stekelige planten. Die stekels waren afkomstig van kale jonkers, een distelsoort. Het hooiland achter de spoorlijn in de polder Stein, nu reservaat van Staatsbosbeheer,  was in die tijd nogal aan de natte kant en er bloeiden veel bloemen en speciale grassen in de vrijwel nooit bemeste hooilanden. Vooral reukgras, de naam zegt het al, rook in gedroogde vorm lekker vanwege de sterke cumarinelucht. Wat voelde je als kind gelukkig in zo'n hooiberg. Lekker languit liggend in het zachte hooibed, omhoog kijkend en genietend van de rondvliegende en nestelende  boerenzwaluwen,  die hun nest gemaakt hadden aan het balkenwerk aan de onderkant van het dak van de hooiberg. Hooibergen waren een ideaal speelterrein,  je kon er verstoppertje spelen door een paar flinke plukken hooi over je heen te trekken. Bij kouder weer kon je je zelf onder het hooi verstoppen en dat had ook nog een aangename kant. Het hooi werkte als een isolerende deken en je werd er zelfs wat warmer door. Het hooi was lekker zacht behalve dan die eerder genoemde distels. Ben zelfs meerdere keren in een hooiberg in slaap gevallen. Een keer lag ik een dutje te toen en de boer had dat niet in de gaten zodat ik bijna aan de hooivork werd geprikt die hij gebruikte om hooi af te gooien. Vlak naast  een boerderij langs de Steinse Dijk stond vroeger nog een monumentale oude hooiberg met een rieten kap. Onder die kap huisde een kolonie ringmussen gebroederlijk samen met  boerenzwaluwen kan ik me nog herinneren. Ook een bosuil wilde nogal eens in deze hooiberg verblijven.Omdat het er vrij donker was denk ik, maar de uil vloog bij het beklimmen van de hooiberg snel weg. Een nadeel van het spelen in een hooiberg was wel weer dat je er behoorlijk smerig van kon worden. Door de veendeeltjes die nog in het hooi aanwezig waren en het vele stof kwam je soms de hooiberg uit met het gezicht van een mijnwerker.