Fotografische overblijfselen van steenbakkerijen langs de Hollandse IJssel bij Gouderak/Nieuwekerk a/d IJssel.

 Er waren vroeger heel wat steenplaatsen  langs de Hollandse IJssel. De meeste lagen aan de kant van de Krimpenerwaard, vanaf de Stormpolder tot aan Gouderak. Maar ook verderop oostwaarts tot aan Montfoort waren er steenplaatsen. Enkele van die steenfabrieken lagen aan de noordkant van de rivier, onder andere in Nieuwerkerk aan den IJssel.
In 1945 had Gouderak nog twee steenplaatsen. “De eerste steenplaats” van Willem van Vliet en de “tweede steenplaats” van de erven R.U. Jongenburger. De naam eerste en tweede steenplaats kregen ze omdat ze in die volgorde vanaf het dorp lagen.

Van de voormalige steenplaats van Willem van Vliet zijn nog maar een paar restanten zichtbaar in het landschap. De steenoven heb ik in 2003 nog gefotografeerd maar is daarna afgebroken. Wel staan er nog steeds een 2-tal voormalige droogschuren. 


Kleiwinning uit de Hollandse IJssel

Door de afdamming van de Hollandse IJssel aan de Lek bij Klaphek onder Utrecht omstreeks 1285 kon er, doordat eb en vloed nu meer invloed kregen op de stroomsnelheid en omdat er minder water werd afgevoerd door de rivier, meer klei bezinken. Verspreid langs de oevers van de Hollandse IJssel lagen de ‘zellingen’. Dat zijn ondiepe plaatsen waar riet groeide. Als het riet eraf gestoken werd, kwam daaronder klei vrij die gebruikt kon worden voor het maken van stenen. Maar wat belangrijker was: elke keer als de zelling bij vloed onderliep, kwam er een dun laagje klei op de bodem. Als het water weer zakte, bleef de klei achter. Daardoor kon er elk jaar opnieuw uit de zellingen klei gehaald worden waar de bekende ijsselsteentjes van werden gebakken.De IJssel werd hierdoor een “onuitputtelijke bron voor de kleiwinning. Er ontstonden tal van steenbakkerijen die de klei direct uit de rivier gingen halen. De klei werd als verse slik met behulp van een slikbok opgebaggerd uit de rivier.


Overblijfsel van de oude steenoven van het steenbakkersbedrijf van Willem van Vliet. Foto: 2003. Is inmiddels afgebroken.              


In de muren haaks op de dijk zat bij de grond een rij openingen die op poortjes leken. Dat waren de vuurmonden. Aan de andere kant van die vuurmonden was de turfschuur. Daar werd de brandstof (turf) bewaard. In weer een andere muur zat een grote poort waardoor je de oven binnen kwam.  Zie ook de foto's van de steenbakkerij Nieuwerkerk a/d IJssel.           


Nog bestaande oude droogschuur voor het drogen van ijsselsteentjes in polder het Middelblok bij Gouderak. 
Foto: 10 juli 2016.              


Nog bestaande oude droogschuur voor het drogen van ijsselsteentjes in polder het Middelblok bij Gouderak. 
Foto: 10 juli 2016.


Productieaantallen ijsselsteentjes

De stad Gouda had in 1561 ca. 28 steenplaatsen met een zestigtal ovens. De steenbakkerijen breidden zich langs de Hollandse IJssel uit naar verder stroomafwaarts gelegen plaatsen. In 1514 wordt Krimpen a/d IJssel ook al genoemd in verband met de steenbakkerijen. Rond 1790 wordt geschat, dat het aantal steenplaatsen minimaal 30 bedroeg met een totale productie van 100 miljoen stenen. Er werd gemiddeld 3x per jaar gestookt. De oveninhoud was toen ongeveer 1.000.000 stenen.

In de 20e eeuw raakte de IJsselsteenindustrie langzaam in verval. Eén van de oorzaken was dat de stenen van het grotere Waalsteenformaat goedkoper waren om te produceren en de overheid dit formaat verplicht stelde voor woningbouw. Het was niet mogelijk de IJsselsteen zonder scheurvorming op dit grotere formaat te bakken. Ook raakten de zellingen steeds meer vervuild waardoor het winnen van zuivere klei steeds moeilijker werd.


Gerestaureerde steenbakkerij bij Nieuwerkerk a/d IJssel

Aan de oever van de IJssel waren in het huidige Hitlandgebied drie steenfabrieken, ook wel steenplaatsen genaamd. Daar werden IJsselstenen, gebakken. De klei bestond uit fijn slib dat uit de IJssel werd gebaggerd vanaf schepen, slikbokken genoemd. Het slib werd in buitendijkse zellingen opgeslagen om te besterven. Daarna werd het vermengd met zand om de juiste samenstelling te krijgen. Het buitendijkse land met de steenplaats op Hitland, ten oosten van het voetveer werd in 1939 afgegraven bij een rivierbochtafsnijding. De binnendijkse steenplaats op Hitland werd na sluiting in de Eerste Wereldoorlog deels gesloopt. Een veldsteenoven die naar de verschijningsvorm 'De Olifant' wordt genoemd bleef staan omdat hij los van de dijk stond. Deze oven werd in 1972 verbouwd tot villa en valt net als de er vlak bij staande dijkboerderij onder monumentenzorg. Op Klein Hitland zijn uiteindelijk vier ovens blijven staan van steenfabriek Mijnlieff die als laatste van de drie fabrieken in 1964 sloot. Deze ovens vallen ook onder monumentenzorg. Een van de vier werd in 1989 gerestaureerd, tezamen met de turfschuren. De muren met de stookgaten van de overige drie zijn in 2011 hersteld. De stichting Steenovens Klein Hitland ijvert er voor de ovens een nieuwe bestemming te geven.


Verse klei werd in een mal gebracht. Vervolgens werden de stenen te drogen gelegd. Weer een paar dagen later werden de stenen gestapeld. Op houten planken kwam dan een rij rauwe stenen te staan. De stenen werden zo gestapeld dat de wind er goed tussendoor kon, zodat het drogen nog beter ging. Vervolgens werden ze gebakken.

Van klei naar ijsselsteen; het maakproces

De klei voor de ijsselsteentjes kwam uit de zellingen langs de rivier. Een zelling is een buitendijks gebied tussen de dijk en de vaargeul van de rivier. Het water kwam bij vloed in de zellingen tot stilstand waarna de kleideeltjes bezonken. De klei werd handmatig uit de zellingen gebaggerd en opgeslagen om te rijpen en te drogen. Na dit proces werd de klei in de oven gebakken tot de traditionele ijsselstenen. De herkenbare gele kleur werd veroorzaakt door de laatste stap in het bakproces; de verbranding van turf op hoge temperatuur.



De IJsselsteenindustrie floreerde vanaf het midden van de 16e eeuw omdat door toenemende welvaart steeds vaker steen in plaats van hout werd gebruikt in de bouw. De IJsselstenen werden niet alleen voor gebouwen maar ook voor de bestrating van wegen gebruikt.


De door de wind gedroogde ijsselsteentjes werden door een ronde poort naar binnen gebracht om er
gestapeld en vervolgens gebakken te worden.


Fotoalbum: Steenfabriek Hitland Nieuwerkerk a/d IJssel


Het bakproces van ijsselsteentjes

In een kleine oven gingen ongeveer honderdduizend rauwe stenen. In de grootste ovens konden wel een miljoen stenen. Wanneer de stenen allemaal met de hand waren opgestapeld, werd de oven aangestoken. Via de vuurmonden werden turven in de gangen gegooid die in brand gestoken werden. Dat was het werk van de stoker. Hij was een belangrijk persoon op de steenplaats. Als hij zijn werk niet goed deed, was het resultaat van weken lang werken mislukt. In de vier tot zes weken dat de oven brandde, was de stoker zeer alert. Vaak sliep hij in de turfschuur naast de oven. De eerste week werd voorzichtig het vocht uit de klei gestookt. Witte rook hing dan in grote wolken boven de oven. Dan werd het vuur verder opgestookt tot ongeveer 1000 graden Celsius. De stenen werden door de warmte kleiner en zakten van boven wat in elkaar. De stoker kon de oven regelen door de vuurmonden met een soort schuifdeurtjes open of dicht te zetten. Soms maakte hij ook bovenop de oven een schoorsteen om de oven beter te laten trekken. De oven had na het bakken een week nodig om af te koelen. Dan begon het rapen: het leeghalen van de oven. Het waren meestal vrouwen die dit werk deden. In het midden van de oven waren de stenen nog warm, en daarom droegen ze leren lappen over hun handen die met riempjes waren vastgemaakt. Bij het leeghalen werden de ijsselsteentjes tegelijk gesorteerd. Door twee stenen tegen elkaar aan te tikken hoorden de vrouwen of het harde of zachte stenen waren. De hardste stenen werden gebruikt om keldermuren te metselen. De minder harde waren goed als straatklinkers, daarna kwamen allerlei soorten stenen die voor het metselen van muren werden gebruikt.


In de muren zat bij de grond een rij openingen die op poortjes leken. Dit waren de vuurmonden. Aan de andere kant dus achter die vuurmonden was de turfschuur. Daar was  de turf opgeslagen die werd gebruikt bij het stoken. In de andere muur zat een ronde poort waardoor je de oven binnen kwam om de oven te vullen. Het vullen van de oven was gespecialiseerd werk. Voor de vuurmonden, van de ene kant van de oven naar de andere zijde, moesten in de gestapelde steenmassa openingen blijven bestaan.


Close up van de vuurmonden