Nieuwsbrief Augustus/September 2020


Fotoalbum: Nieuwsbrief Augustus 2020


20 september 2020
Agrarische graslanden dit groeiseizoen voor de 4e keer gemaaid

Hoe intensief de landbouw zich heeft ontwikkeld blijkt ook uit het aantal keren dat grasland in het voorjaar gemaaid kan worden. Was dat vroeger toen de bemestingsgraad nog laag was maar een of hoogstens 2 keer, nu is dat met de een hoge bemestingsgraad tot wel vier keer per groeiseizoen. Die intensief bemeste graslanden zijn ook vrijwel bloemloos en worden gedomineerd door snelgroeiende grassoorten zoals o.a. Engels raaigras, soms Italiaans raaigras, veldbeemdgras, ruw beemdgras  en straatgras. Na elke maaibeurt wordt het grasland weer bemest met drijfmest.

Gemaaid perceel ( de 4e keer dit jaar) in de uiterwaard van de polder Stein Zuid bij Haastrecht. Foto: 21 september 2020


Graslanden die extensief bemest worden of helemaal niet hebben een veel lagere grasproductie en worden hooguit twee keer gemaaid. Ze zijn ook veel bloemrijker dan intensief gebruikt grasland. Wel is de grondsoort en vochtvoorziening in de bodem van grote invloed op welke kruiden/plantensoorten naast grassoorten groeien. Veengronden met een hoge grondwaterstanden en onbemest kunnen zich b.v. ontwikkelen  naar bloemrijk schraalland en worden hooguit een keer per jaar gemaaid vanwege de lage biomassa aan gewas. Zavelige of kleirijke gronden met een lage bemestingsgraad kunnen zich ook naar bloemrijk ontwikkelen maar dragen een ander soort vegetatie (glanshaverhooiland) dan onbemeste gronden van veenbodems.
Het voormalige boezemhooiland in de polder Stein is onbemest, de bodem is zavelig tot licht kleiïg. Het is reservaat van de Gemeente Gouda en wordt 2e per jaar gemaaid. Er wordt laat gemaaid om de rijke plantenwereld die hier groeit de kans te geven de zaden te laten rijpen. Ook de insectenwereld kan hier van profiteren want men laat tijdens de 1e maaibeurt stukken met veel bloemen staan. Deze worden dan tijdens de 2e maaibeurt wel meegemaaid.

Meer lezen over het bloemrijke voormalige boezemhooiland in de polder Stein Zuid

Klik hier

Gemaaid onbemest hooilandperceel ( de 2e keer dit jaar)  van de voormalige boezem in de polder Stein Zuid bij Haastrecht.
Foto: 21 september 2020


Bijna 100.000 spreeuwen op slaapplaats langs de Hollandse IJssel

Spreeuwen slapen buiten de broedperiode in de winterperiode in grote groepen. Groepen van wel meer dan 1 miljoen exemplaren zijn geteld. Ze slapen graag in rietvelden maar dat wordt niet altijd gewaardeerd omdat riet een waardevol product is dat wordt gebruikt voor het bedekken van daken. Tussen de Haastrechtse brug over de Hollandse IJssel en de begraafplaats IJsselhof ligt langs de noordoever van de Hollandse IJssel een rietveld, de breedte varieert van 15 tot 50 meter.  Het begon ruim een maand geleden dat duizenden spreeuwen deze rietstrook als slaapplaats begonnen te gebruiken. Iedere avond tegen schemering kwamen grote groepen spreeuwen vanuit alle windrichtingen en vielen vrij direct in. Inmiddels zijn de aantallen sterk toegenomen en het aantal wat nu in de rietstrook komt slapen bedraagt een kleine 100.00 exemplaren. Indrukwekkend om het cirkelen van die grote groepen te zien en het vervolgens neerstrijken in het inmiddels behoorlijke geruïneerde rietveld. De rietstrook is een paar jaar geleden aangelegd in het kader van de dijkaanpassing  die hier heeft plaatsgevonden (herstelplan zellingen). De rietkraag wordt niet actief beheerd. De spreeuwen kunnen hier dus ongestoord slapen. Dat het een indrukwekkend schouwspel is wordt ook bewezen door de grote aantallen mensen die hier komen kijken als de spreeuwen verschijnen op de slaapplaats. Het mooie is dat de spreeuwen heel dicht voor je neus neerstrijken om een plekje te zoeken om te gaan slapen. Ze trekken zich niets aan van de mensen die staan te kijken.


Overzicht op de rietkraag waar de bijna 100.000 spreeuwen al een paar weken komen slapen. Een aantal mensen staat al te wachten op het spectaculaire gebeuren van de luchtshow van de vele duizenden spreeuwen. Foto: Freek Mayenburg 22 september 2020


Foto's: Menno Kuiper


Foto's: Menno Kuiper


Foto: Menno Kuiper


Foto: Freek Mayenburg


Foto: Freek Mayenburg


Gebruik geplagde oevers door vogels  in de polder Oukoop in Reeuwijk

Een paar jaar geleden zijn tientallen oevers van graslanden in de polder Oukoop geplagd. De bovenlaag van het grasland is over een breedte varieerend van 2 tot 4 meter afgegraven om de oevers meer vochtig te krijgen. Tegelijk zijn natuurzaden uitgestrooid om de oevers weer bloemrijk te maken. Dit is gedaan omdat er geen actieve zaadbank meer aanwezig was waaruit  spontaan bloemrijke vegetatie zou ontkiemen. Inmiddels hebben diverse van die ingezaaide oevers zich ontwikkeld tot zeer bloemrijk. 
Ook voor vogels hebben deze oevers een belangrijke functie. De in het aangrenzende grasland broedende weidevogels maken graag gebruik van de oevers. Ze functioneren als rust- en foerageergebied en broedgebied. Eendachtigen als wilde eend, kuifeend en krakeend broeden in de oevers. De kuikens van grutto's en tureluurs gebruiken de oevers als plaats om dekking te zoeken als er gevaar dreigt. Grutto's gebruiken de oevers ook graag tijdens de broedperiode en dan om op de overgang van oevers en grasland de boel in de gaten te houden. Ook broeden er al verschillende kleine moerasvogels in de oeverstroken zoals rietgors en rietzanger. De oevers worden in najaar gemaaid en het gewas afgevoerd en gebruikt als strooiselllaag in de potstal van de natuurhoeve van de Goeij. Opvallend grote aantallen watersnippen zoeken in het najaar en voorjaar voedsel op de gemaaide oevers waaronder ook soms het zeldzame  bokje (klein snipje). Grote zilverreigers, blauwe- en purperreigers zijn ook regelmatig op de geplagde oevers te zien en dan loerend in de sloot naar prooien. 

Foto's boven en onder.
Geplagde en ingezaaide oevers. Inmiddels bloemrijk.


Purperreiger voedselzoekend aan de rand van een geplagde oever in de polder Oukoop


Gruttovrouw voedselzoekend in een vochtige in 2016 geplagde  oever. Grutto's gebruiken de geplagde oevers regelmatig om er naar voedsel te zoeken


Nieuwe website in de maak:     www.Goudsekleipijpen.nl 


Een flink deel van mijn leven verzamel ik al kleipijpen en dan vooral bodemvondsten afkomstig uit stadsafval wat in het poldergebied rond de stad Gouda werd gestort als bemesting (het zgn toemaakdek). De stad Gouda was met name in de 17e en 18e eeuw wereldberoemd als productieplaats van de fameuze Goudse pijp. Vele miljoenen exemplaren kleipijpen zijn in Gouda vervaardigd en een flink deel van de Goudse bevolking was direct of indirect betrokken in de kleipijpenindustrie.
Onderstaand een kort verhaal over het ontstaan van de Goudse pijpenhistorie.

18e eeuw

18e eeuw

18e eeuw


Ca. 1690-1710

De stad Gouda als pijpenstad en de opkomst van het roken
Na de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 kwamen de Europese volken voor het eerst in aanraking met tabak. In het 3e kwart van de 16e eeuw begon het roken in Europa, allereerst in Engeland, vooral onder zeelieden en student in zwang te raken. Vanaf 1580 werd het roken in Nederland steeds algemener en werd tabak, vooral in havensteden verkocht.

 

Kleipijpen werden waarschijnlijk al vanaf 1606 in Gouda vervaardigd. De vondst van grote aantallen eerste-generatie pijpen in afval van stadssanering in de polder Bloemendaal, die sterk afwijkend zijn van zowel Amsterdamse en Utrechtse pijpen, maakt het zeer waarschijnlijk dat de pijpennijverheid in Gouda al vanaf 1606 ontstond. Dat is dus voor de eerste vermelding van pijpenmakers in de Goudse archieven.

Aanvankelijk gebeurde dat door Engelse pijpmakers. In Engeland waren de eerste pijpmakers rond 1560 begonnen met het fabriceren van de wit bakkende pijpen. Sommigen van deze pijpmakers, die als huursoldaten in het leger van Prins Maurits waren gegaan, kwamen in Gouda in een garnizoen terecht en zagen dat de stad beschikte over goed uitgeruste pottenbakkerijen. Zij namen hun oude vak weer op en lieten hun producten in de bestaande ovens bakken. De eerste Engelse pijpmaker begon vermoedelijk in 1606 in Gouda zelf een bedrijfje. De Gouwenaars leerden van hen het vervaardigen van de stenen pijpen, maar tot 1637 waren het de Engelse pijpmakers die de pijpmakerij bepaalden. Pas in 1641 overvleugelden Goudse pijpmakers de Engelse.

 

In 1660 werd een pijpmakersgilde opgericht. De industrie bood werk aan duizenden arbeiders en exporteerde naar het buitenland. Aan het eind van de 18e eeuw leidde concurrentie tot een sterke neergang van deze bedrijfstak.